Termen aan boord

Nederlands | Deutsch

 Nederlands

Aanvaringsklamp - Houtenklos tegen buitenkant boeisel, ter bescherming van zwaard.

Beretand - Verticaale balk tegen boeisel van voorschip, meestal voorzien van snijwerk.

Berghout - stootrand rond het schip ter versteviging en bescherming.

Bindrif - Reefinrichting waarbij onderste deel van zijl wordt samengebonden door middel van reefknuttels.

Boegspriet - Naar voren uitstekend rondhout op voorschip. Een boegspriet is vast aan het schip bevestigd in tegenstelling tot een kluiverboom, die wegneembaar of 'topbaar' is.

Boeisel - Scheepshuid boven het berghout.

Bol - Scheepstype. Veel vissersdorpen hadden hun eigen bol:zo waren er Vollenhovense, Enkhuizer, Workummer, Lemmster, Hindelooper en Wieringer bollen.

Botteloef - Vaste stalen uithouder op voorschip .

Broek - (Los) onderlijk van grootzijl.

Dirk - Kraan lijn.

Gaffel - Rondhout waaraan grootzijl wordt gehesen.

Geien - Het verkleinen van het grootzijl door het laten zakken van de gaffelnok.

Hakblok - Schootblok met gebogen, uitstekend deel om schoot op te leggen, soms met korvijnagel. 

Halstalie - Takel om hals van grootzijl door te zetten.

Hanepoot - Uithouder aan de masttop, ter bevestiging van de blokken voor kraanlijn en vallen. Hommer Achthoekige of ronde krans onder de masttop, waar boven de stalen hommerband voor de bevestiging van het stag en wanten ligt. Hondsvot Oog onderaan blok ter bevestiging van het vaste part van de talie.

Jufferblok - Rond blok zonder schijf, met drie of meer gaten waardoor talreep wordt geschoren. Twee jufferblokken plus talreep doen tezamen wat de wantspanner doet op een modern jacht.

Katteval - Lijn waarmee de hals van het grootzijl opgehaald (gekat) kan worden. 

Klik - Kop van het roer boven de helmstok.

Kloot - Kraal in rakbanden; Versiering boven vleugeldek.

Kluisgat - Opening in boeisel en kluisbord voor ankertros of ketting.

Kluiverboom - Wegneembaar of topbaar rondhout voor het uithalen van de kluiver.

Knecht - Dwars balk achter tegen de mast of de mastkoker, voorzien van korvijnagels om de vallen te beleggen.

Knuttel - lijntje in het zijl voor bindrif.

Korvijnagel - Houten, stalen of koperen pen, door een balk of blok ter belegging van een lijn.

Loefbijter - Vergroting van onderwatergedeelte van de voorsteven ter der verbetering van de zeilkwaliteiten.

Luiwagen - Dwarsscheepse houten of ijzeren stang of overloop waarover blok van grootzijl- of fokkeschoot loopt; 
dwarsscheepse balk onder de helmstok waarin gaten met korvijnagels om stand van helmstok te fixeren.

Mastbout - Bout waarom strijkbare mast draait.

Mastgrendel - Wegneembare bout ter borging van mastvoet in mastkoker.

Mastwortel - Versiering op top van mast.

Neuringlijn - Lijn naar kruis of vloei van anker om het anker 'uit te breken'.

Opsteker - Verlengstuk van botteloef.

Overloop - Stalen pijp op achterdek of op voordek waarover het blok van grootschoot of fokkeschoot heen en weer kan glijden.

Potdeksel - Afwerkingslijst van de bovenkant van het boeisel.

Prins - Roerversiering in de nationale kleuren.

Putting - Stalen plaat of oog op het boord ter bevestiging van want.

Rakband - Rakbanden zijn de einden touw waarmee het voorlijk van het grootzijl of de fok aan de mast resp. het voorstag is bevestigd.

Reefgaatje - Gaatje in grootzijl of fok ten behoeve van het reven.

Reefkous - Kous aan voor- en achterlijk van grootzijl, waardoor smeerreep loopt resp. halstalie wordt ingepikt bij reven.

Roerhaak - Haak aan het roer, draaiende in aan achtersteven bevestigde vingerlingen.

Roerklik - Kop van roer.

Scheerhout - Draaibaar houten of ijzeren langwerpig plaatje op masttop waaraan vleugel is bevestigd; ook vleugelhek.

Scheg - Voortzetting van voor- en achtersteven onderwater, vgl. loefbijter.

Seizings - Zeildoekband om zeil bij elkaar te binden.

Smeerreep - Lijn lopend van achterkant giek door reefkous en terug naar giek en vervolgens daarlangs naar voren tot aan de kikker, ten behoeve van reven van grootzeil.

Snars - Verdubbeling van voorsteven, ook snoes.

Snoes - Verdubbeling voorsteven , ook snars.

Steekbout - Los eind om gereefd zeil op giek vast te binden.

Strijkklamp - Houten horizontale klos waarlangs zwaard glijdt bij vieren of hijsen.

Spant - Dwarsscheepse houten of stalen ribben tegen de scheepshuid.

Taats - IJzeren pen aan de scheg waarop het roer steunt en draait.

Talreep - eindje touw, door jufferblokken, dienden om het want aan de putting te bevestigen; vervangt wantspannner. 

Traveller - Ring om de kluiverboom om kluiver uit te halen; ook travelaar.

Trommelstok - IJzeren spits toelopende afdekking van masttop met pen waarom vleugelhek draait.

Tuigje - Trommelstok met scheerhout en vleugel.

Vingerlingen - Ogen van achtersteven, waarin roerhaken passen.

Vioolblok - Blok met twee schijven van verschillende grootte boven elkaar.

Vlak - Bodem van schip.

Vleugel - Windvaan aan het scheerhout.

Vleugelhek - Houten plankje in masttop voor de bevestiging van de vleugel; scheerhout.

Waterstag - Staaldraad van nok kluiverboom naar putting tegen voorsteven in de buurt van de waterlijn, wordt met talie strak doorgezet; bij botteloef een vaste verbinding, soms ketting.

Waterzeil - Driehoekig zeil, dat bij wedstrijden soms onder de giek wordt gehangen.

Wegering - Beschieting tegen de spant-constructie.

Zandloper - Verdikking van beslag aan uiteinden zwaard.

Zeeglijn - Verloop van de boordlijn in zijaanzicht.

Zwaardklampen - Strijkklampen.

Zwaardloper - Staaldraad voorloper met talie om zwaard te bedienen.

Zwaardstelbout - Horizontale bout aan dek, waarlangs zwaardbout 
verschoven kan worden.

Zwaardval - Zie zwaardloper.

Zwanenhals - Vaste stalen haak aan de voorzijde van giek.


Varskip Logo
  home | schepen | prijzen | reserveren | haven | actueel | links | verkoop | platbodemzeilen  
info@varskip.com

Tel.: +31 515 442755 - Fax: +31 515 443267